De verkeersregels beschrijven hoe een weggebruiker zich moet gedragen op de openbare weg, hieronder vallen verplichten maar ook advies om zo verstandig en veilig mogelijk te rijden. Alle weggebruikers moeten de verkeersregels goed kennen en toepassen.
Rijden is een heel complexe vaardigheid, omdat u vaak verschillende handelingen tegelijk moet uitvoeren. Hier vindt u de basis om veilig te rijden.
Raadpleeg de handleiding voor de beste manier om het voertuig te starten. Zorg ervoor dat de handrem is aangetrokken. Als het voertuig een manuele transmissie heeft, dan mag het niet in versnelling staan. Bij sommige voertuigen moet de het koppel pedaal ingedrukt zijn. Voertuigen met een automatische transmissie, zet u in parkeerstand.
Draai de contactsleutel naar rechts om een auto te starten.
Een start-stopsysteem zorgt ervoor dat de motor automatisch afslaat wanneer de auto stopt.
Versnel geleidelijk en soepel. Als u te snel probeert te versnellen dan beginnen de wielen te 'spinnen'. Vooral bij een glad wegdek kan dit veel bestuurders verrassen. Bij een voertuig met manuele transmissie, oefen met het koppel pedaal en het gaspedaal zodat de motor niet over versneld en niet vertraagd wanneer u schakelt.
Met het gaspedaal kunt u de snelheid van het voertuig verhogen of verlagen.
Op het dashboard staat een toerenteller waarop u het toerental van de motor kan lezen.
De stuurinrichting is een systeem waarmee men een voertuig kan besturen. Het stuur houdt u best goed vast met beide handen. Het linkerhand tussen 8 en 10 uur en het rechterhand tussen 2 en 4 uur. Deze positie is comfortabel en op wegen met een hoge snelheid kunt u bochten maken zonder uw handen van het stuur te halen.
Bij wegdekschade of zijwind moet u het stuur stevig met beide handen vast houden.
Stuurbekrachtiging zorgt ervoor dat u met minder krachtsinspanning kunt sturen.
Een goede bestuurder, weet wat er gebeurt rond zijn voertuig. Met behulp van de spiegels kunt u een goed overzicht behouden van wat er zich rond uw voertuig afspeelt. U moet de weg grondig en ver genoeg aftasten met de ogen. Zo kunt u problemen en verkeersborden vanop een verre afstand zien en op tijd reageren.
Een kapotte of vuile autoruit kan het zicht belemmeren.
Bestuurders moeten er voor zorgen dat hun voertuig geen gevaar vormt wanneer het geparkeerd is. Parkeer uw voertuig op een plaats waar het mag staan en zorg ervoor dat het duidelijk zichtbaar is voor andere weggebruikers. Als u op de rijbaan parkeert, zorg dan dat u zo dicht mogelijk tegen het voetpad parkeert. Als u parkeert op een helling, zorg er dan voor dat de wielen gedraaid zijn richting het voetpad. Op deze manier kan het voertuig niet op de rijbaan rollen.
Parkeren is toegestaan.
Parkeren verboden.
Parkeren en stoppen verboden.
Wanneer een voertuig trager rijdt dan de maximaal toegelaten snelheid, mag u het voertuig links inhalen. Inhalen is een heel gevaarlijk maneuver. Haal enkel in als er genoeg ruimte is en als de weg helemaal vrij is. Bij het inhalen van een voetganger, fietser of brommer moet er minstens 1 meter afstand zijn. Inhalen is verboden bij kruispunten, hellingen, gevaarlijke bochten en oversteekplaatsen.
Inhalen verboden.
Einde van het inhaalverbod.
Inhalen verboden voor vrachtwagens.
Einde van het inhaalverbod voor vrachtwagens.
Achteruitrijden wordt meestal gedaan bij het parkeren van het voertuig. Bestuurders verwachten niet dat een voertuig achteruit aan het rijden is, en realiseren dit misschien pas wanneer het te laat is. Als u een straat of afslag mist, rij dan nooit achteruit maar zoek een plaats waar u veilig kunt draaien.
Controleer de dode hoeken en de spiegels bij het achteruitrijden.
Sommige voertuigen hebben een achteruitrijcamera omdat die de volledige dode hoek achter de auto weergeeft.
Er zijn een aantal boorddocumenten dat de bestuurder moet bij hebben of in het voertuig aanwezig moeten zijn. Een bestuurder moet zijn identiteitskaart en rijbewijs altijd bij zich hebben. Het kentekenbewijs, gelijkvormigheidsattest, verzekeringsbewijs en een keuringsbewijs moeten in het voertuig aanwezig zijn, u plaatst ze best in het handschoenenkastje.
Vanaf de leeftijd van 15 jaar bent u verplicht om uw identiteitskaart altijd bij u te hebben. Met uw identiteitskaart bewijst u uw identiteit en nationaliteit. Met de kaart krijgt u ook toegang tot de onlinediensten van de overheid.
Een rijbewijs is een document waarmee een bestuurder van een motorvoertuig kan aantonen dat hij/zij beschikt over voldoende kennis, inzicht en vaardigheid om een motorvoertuig van een bepaalde categorie te mogen besturen.
Het kentekenbewijs of inschrijvingsbewijs is een geelkleurig document dat bewijst dat uw voertuig correct is ingeschreven bij de overheid. Het document bestaat uit 2 delen: het ene deel moet u in uw auto bewaren, het andere thuis. Meestal zal uw verzekeraar dit document en de nummerplaat voor u aanvragen.
Het gelijkvormigheidsattest bevat gegevens van uw auto zoals het merk, type, categorie, fabrikant en chassisnummer. Het gelijkvormigheidsattest krijgt u bij de aankoop van uw auto van de constructeur of officiële verdeler. Als u een tweedehandsauto koopt, is het de verkoper die het attest moet bezorgen.
Het verzekeringsbewijs of groene kaart geeft aan dat u een geldige autoverzekering heeft, u ontvangt dit document van uw verzekeraar. Het bevat gegevens zoals de naam van uw verzekeraar, polisnummer, uw naam en adres, gegevens van uw auto en de landen waarin u verzekerd bent. Een verzekering is wettelijk verplicht als u de openbare weg op gaat.
Het keuringsbewijs geeft aan dat uw voertuig technisch in orde is. Vanaf uw auto 4 jaar oud is, moet u jaarlijks naar de keuring. U zult hiervoor een uitnodiging ontvangen. Bij de keuring controleert het keuringscentrum de uitlaatemissie, de mechanische staat van de auto en de werking van de remmen, lichten en stuurinrichting.
Er moeten een aantal toebehoren verplicht aanwezig zijn in uw voertuig: gevarendriehoek, verbanddoos, brandblustoestel en een fluovest. Een reservewiel, krik, gps, parkeerschijf en sleepkabel zijn niet verplicht, maar kunnen wel handig zijn.
Een gevarendriehoek om te waarschuwen voor een ongeval.
Een verbanddoos om eerste hulp te geven.
Een brandblustoestel om een kleine brand te blussen.
Een fluovest om zichtbaar te zijn als u uw voertuig moet verlaten.